De financiële ijkpunten geven aan hoe financieel gezond onze gemeente is. Daarbij maken we onderscheid tussen de ijkpunten waar we een norm aan verbonden hebben en waar we hard op sturen (het (structurele) begrotingssaldo en de weerstandsratio) en de overige ijkpunten, die weliswaar genormeerd zijn, maar die vooral van belang zijn om de trend over een reeks van jaren te volgen en ook in samenhang met elkaar te bezien. Voorbeelden daarvan zijn onder andere de schuldquote en de solvabiliteitsratio. Het is niet erg wanneer die niet aan de normen voldoen, als de andere financiële indicatoren maar goed zijn. Daarnaast zijn er ook financiële ijkpunten waar geen norm aan verbonden is, zoals o.a. de onbenutte belastingcapaciteit. Voor alle financiële ijkpunten geldt dat het goed is om de ontwikkeling in de loop van de tijd én in samenhang met elkaar te bezien.
De jaarrekening sluit met een overschot van € 46,3 miljoen. Dat is meer dan we bij de begroting en de zomerrapportage (nadeel € 11,4 miljoen respectievelijk voordeel van € 30,1 miljoen) verwacht hadden. Voor een verklaring van dit saldo verwijzen we u naar het onderdeel 'Financieel resultaat 2024' in het onderdeel 'Jaarrekening'. Corrigerend voor incidentele posten is er in 2024 sprake van een positief structureel saldo van 8,3%. De reden van deze stijging ten opzichte van de begroting, is onder andere dat we in het loop van het jaar veel geld via het gemeentefonds hebben ontvangen voor taken die we uit moeten voeren voor het Rijk. Geld in het gemeentefonds wordt door de wetgever altijd als 'structureel' betiteld, vandaar dat het structurele saldo bij de jaarrekening beduidend hoger ligt dan we bij de begroting ingeschat hebben. Ook is het gros van de overige meevallers in de jaarrekening incidenteel, waardoor het structurele saldo relatief hoog uit komt. De weerstandsratio komt uit op 2,4 en valt daarmee boven de bandbreedte die uw Raad heeft meegegeven. Ook is de weerstandsratio hoger dan bij de begroting 2024. Dit heeft twee oorzaken. Enerzijds is de saldireserve hoger dan geraamd bij de begroting 2024 (nu € 100,7 miljoen versus € 77,8 miljoen bij de begroting 2024). Dat zorgt voor een hogere beschikbare weerstandsratio. Anderzijds is ons risicoprofiel vergeleken met de begroting 2024 minder hard gestegen (€ 41,7 miljoen nu tegen € 39,1 miljoen bij de begroting 2024). Hierdoor is de weerstandsratio gestegen van 2,0 bij de begroting 2024 naar 2,4 nu bij de jaarstukken 2024.
De schuldquote is lager dan geraamd bij de begroting. Dit komt omdat in de begrote financieringsbehoefte al deels rekening was gehouden met het besteden van de aangetrokken langlopende geldlening. In de praktijk bleek deze lening in 2024 minder hard nodig te zijn. Daarnaast hebben we het afgelopen jaar van het Rijk ook geld ontvangen voor diverse cofinancieringsregelingen. Dat geld is nog niet besteed, en staat dus ook bij 's Rijks schatkist. Samen met de reguliere aflossingen op onze geldleningen zorgt dat voor een lage netto (gecorrigeerde) schuldquote. De langlopende lening die we een paar jaar geleden hebben aangetrokken leidt wel tot een hoger vreemd vermogen. Maar ons eigen vermogen (onze reserves) is harder gestegen dan verwacht bij de begroting 2024. Per saldo stijgt daardoor nu de solvabiliteitsratio. Die ligt nu boven de norm van 20%, wat financieel gunstig is en ook goed voor onze financiële wendbaarheid en weerbaarheid.
Vanwege de langlopende geldlening waarover we slechts 0,7% rente betalen, is ook de netto-rentequote lager dan geraamd. Vanwege achterblijvende investeringen, geldt dat ook voor de afschrijvingslasten.
De onbenutte belastingcapaciteit is gestegen, omdat onze WOZ-waardes hoger uitvielen dan geraamd bij de begroting 2024. Het artikel-12 tarief voor de OZB is slechts minimaal aangepast. Dat betekent dat we een hogere potentiële opbrengst kunnen hebben omdat we over een hogere WOZ-waarde belasting kunnen heffen. Dit betekent dat we, als we in een artikel-12 situatie zouden komen, een extra OZB-opbrengst van € 3 miljoen kunnen genereren. De stijging van onze onbenutte belastingcapaciteit is gunstig voor onze wendbaarheid.
Dat onze score op de belastingcapaciteit is gedaald ten opzichte van de begroting is ook goed te verklaren: bij het opstellen van de begroting hebben we alleen onze eigen Amersfoortse gegevens met betrekking tot de stijging van de woonlasten; op basis van alle begrotingen van de gemeenten wordt vervolgens het landelijk gemiddelde bepaald. Nu, bij de jaarrekening 2024, blijkt dat ook de landelijk gemiddelde woonlasten zijn gestegen, wat betekent dat naar verhouding tot de rest van de Nederlandse gemeenten, onze woonlasten in 2024 minder gestegen zijn.
De overige financiële ijkpunten bewegen zich rond het niveau van de begroting 2024 of jaarrekening 2023. Het EMU -saldo laat echter een grote sprong zien van € 93 miljoen negatief naar € 6,6 miljoen positief. Ons College stuurt op een sluitende begroting in termen van baten en lasten en niet op een sluitende begroting op kasbasis, waar het EMU -saldo op ziet. Vandaar dat dit EMU -saldo in de jaarrekening vaak afwijkt van het geraamde EMU -saldo uit de begroting. De oorzaak van deze behoorlijke verandering zit onder andere in de uitstel van investeringen, waardoor de aangetrokken langlopende lening niet direct nodig blijkt te zijn.
Per saldo kunnen we concluderen dat onze financiële positie ten opzichte van de begroting 2024 overwegend verbeterd is: zowel het (structurele) begrotingssaldo, de weerstandsratio en de solvabiliteitsratio zijn gestegen, terwijl de netto schuldquote gedaald is. We staan er financieel dus relatief goed voor. Dit is echter wel een momentopname van eind 2024. De komende jaren zijn financieel onzeker. Er is immers door het kabinet nog steeds geen passende oplossing aangereikt voor het financiële ravijn waar alle gemeenten vanaf 2026 structureel mee te maken gaan krijgen. Ook is er nog geen oplossing voor de sterk gestegen en stijgende jeugdzorgkosten. Zolang dat financiële ravijn en de jeugdzorg niet opgelost is, blijft de financiële toekomst ongewis.
Tabel: JP.01 IJkpunten
IJkpunten | Eenheid | Werkelijk 2023 | Begroting 2024 primitief | Werkelijk 2024 | Norm / | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|
Stabiliteit | 1. | Ontwikkeling van saldo van baten en lasten | € mln. | 31,0 | -11,4 | 46,3 | > = 0 |
2. | Structureel exploitatiesaldo | % | 3,8% | 3,5% | 8,3% | 0 - 1% | |
3. | Saldo van baten en lasten | € mln. | 24,1 | n.v.t. | 45,3 | n.v.t* | |
Weerbaarheid | 4. | Weerstandsvermogen | ratio | 2,4 | 2,0 | 2,4 | 1,2 - 1,5 |
5. | Netto-schuldquote | % | 31,6% | 39,4% | 28,6% | 100% | |
5b. | Gecorrigeerde netto-schuldquote | % | 26,1% | 34,4% | 23,5% | n.v.t. | |
6. | Solvabiliteit | % | 29,0% | 23,0% | 31,4% | 20% | |
Flexibiliteit | 7. | Netto-rentequote | % | 0,4% | 0,7% | -0,1% | n.v.t. |
8. | Afschrijvingslasten | % | 2,8% | 3,5% | 2,5% | n.v.t. | |
9. | Belastingcapaciteit | % | 96,7% | 102,4% | 98,5% | n.v.t. | |
10. | Onbenutte belastingcapaciteit | € mln. | 3,8 | 0,5 | 3,0 | n.v.t. | |
Overige | 11. | EMU-saldo | € mln. | 9,0 | -93,4 | 6,6 | n.v.t. |
verplichte | 12. | Grondexploitatie | % | 5,8% | 2,0% | 5,4% | n.v.t. |
indicatoren | 13. | Kasgeldlimiet | € mln. | 52,1 | 58,1 | 58,1 | n.v.t. |
14. | Renterisiconorm | € mln. | 122,6 | 136,6 | 136,7 | n.v.t. | |
15. | Overhead | % | 7,5% | 8,6% | 7,5% | n.v.t. |
* De Raad heeft hier geen expliciete norm of signaalwaarde aan gekoppeld; dit geldt ook voor de andere n.v.t.‘s.